Pupopvoeding

Een beetje hondenpsychologie: Wij mensen houden er niet van bevolen te worden. Als ons iets bevolen word, zullen we dat bevel alleen maar uitvoeren als we er niet onderuit kunnen. Mensen proberen onderling een goede verstandhouding op te bouwen en verzoeken dan een ander iets. Een verzoek kan worden ingewilligd, maar ook geweigerd. Dat zal afhangen van het belang van het verzoek voor de partij aan wie het verzoek wordt gedaan. Wij hebben dus een vrije wil om te bepalen of we iets wel of niet willen doen. Als we iets niet willen doen, zal de ander proberen ons ervan te overtuigen, te overreden, om dat wel te doen.

Wat heeft dat nu met honden te maken, zult u wel zeggen. Wel, heel vel mensen hebben er moeite mee hun hond te behandelen als een hond en niet als en mens. U doet U hond daarmee onrecht. Een hond kan niet redeneren, hij kan dus ook niet overtuigd worden van iets wat hem met woorden duidelijk probeert te maken. Tevens is een hond niet in staat de consequenties van zijn handelingen te overzien. Met enkele voorbeelden begrijpt u waarschijnlijk wel wat we bedoelen. U wilt dat uw hond gaat zitten en blijft zitten. Als u tegen uw hond zegt: “Joep ik wil dat je hier blijft zitten tot ik terug ben” zal Joep u vriendelijk kwispelend toch niet begrijpend aan kijken en vrolijk met u meehobbelen.

Of u komt thuis. Joep is een half uur alleen geweest en heeft zich kostelijk vermaakt met uw krantenbak. Hij komt u enthousiast tegemoet. Als u hem nu bestraffend toespreekt omdat u vindt dat hij er een bende van heeft gemaakt, zal Joep er niets van begrijpen. Hij legt geen verband tussen uw optreden en het vernielen van de kranten. Hij legt wel verband met uw thuiskomst en zijn begroeting. De volgende maal als u thuiskomt, zou het best eens kunnen dat Joep als een geslagen hond op u afkomt en….. de kranten nog keurig in de bak liggen.

Een pientere hond (een zachte hond ook, die gauw onder de indruk is) want hij neemt een voorsprong op u. Joep onderwerpt zich namelijk al van tevoren ( kruipt ineen) waardoor hij u als roedelhogere de kans ontneemt hem te bestraffen. Hij beseft niet dat u dat helemaal niet van plan bent. Misschien begrijpt u al waar we naar toe willen. Bega niet de fout uw hond te vermenselijken. Behandel hem als hond. Een hond is een meutedier. Meutes (groepen) kunnen alleen in leven blijven als de leden van de groep de leider strikt gehoorzamen. Uw hond weet dat! Krijgt hij geen leiding, dan neemt hij de leiding. Zo is zijn aard. Hij verwacht strakke regels, zodat hij weet waar hij zich aan te houden heeft. Honden onderling verstaan elkaar door mimiek en geluiden. De moederhond maakt hoge piepgeluiden als ze haar kroost bemoedert. Ze gromt als ze waarschuwt voor gevaar of als de pups zich misdragen. Gaan ze door met dit gedrag, dan grauwt ze en kan zelfs zacht happen, de pups weten dan direct het gedaan is.

Hoe kunnen wij dit nu vervangen, zodat wij voor de hond te begrijpen zijn? Heel simpel, door gebruik te maken van onze stem. U kunt met uw stem hoge, maar ook lage, vrolijke maar ook boze geluiden maken. Omdat hij de inhoud van woorden niet begrijpt, maakt het niet uit wat u tegen de hond zegt. Wel is het zo dat het woord kort moet zijn en zeer vaak gezegd zal moeten worden voor hij als het ware “automatisch” op het commando reageert. De hond is namelijk ook een gewoonte dier bij uitstek. Hoe vaker u iets herhaalt, hoe sneller hij het zal leren. Met herhalen bedoelen we niet dat, als u de hond bijvoorbeeld “het komen” bij wil brengen, u aan een stuk door “kom hier” moet roepen, want dat is nou net niet de bedoeling. Voor de hond worden die aaneengeregen commando’s onverstaanbare klanken en u bereikt het tegendeel van wat u wilt. Hij zal niet luisteren. Om dezelfde reden is het niet verstandig zijn naam niet constant te noemen. Vooral kinderen hebben daar een handje van. Als ze de hele dag zouden roepen, reageert u op het laatst toch ook niet meer! Als u zijn naam noemt, doet u dat dan op een moment dat u er zeker van kunt zijn, dat hij reageert en wil komen.

Belonen doet u door een hond te aaien ( en dat is wat anders dan die goedbedoelde klappen op een hond zijn hoofd. Ooit de ene hond de andere met zijn poot op diens hoofd zien slaan? Nee he …..Nou dan!) en zachtjes (speels) in zijn velletje te knijpen of door met hem te spelen. Verlaag u dan tot het hondenniveau, dus op de grond (er zijn heel wat slechtere niveaus). Hij en u zullen het prachtig vinden. Dit contact is onmisbaar voor het opbouwen van een goede baas/hondrelatie.

Straffen moet af en toe ook gebeuren. Probeer het met de stem alleen. Brom, snauw, spreek afkeurend, vermanend. Negeer hem een korte tijd na iets stouts. Niet te lang echter. Uw pup snapt er niets van als u na 5 minuten nog boos bent. Net zomin als u hem straft voor iets wat hij 5 minuten gelden gedaan heeft. Voor een hond geldt: op heterdaad betrappen, onmiddellijk straffen en dan is het over. Mokken, wraak nemen, opzettelijk de baas pesten, beledigd zijn, het zijn allemaal menselijke gedragingen. Is uw hond erg stout geweest en helpt bestraffen met de stem niet, dan kunt u hem bij het nekvel pakken, waarbij u stevig op hem moppert. Maar bedenk wel: voor een hond is dit een zeer zware straf, pas hem niet te vlug toe.

Dan als laatste iets over knuffelen en troosten. Knuffelen mag. Graag vaak en veel. Is zelfs heel goed voor uw pup, uw jonge hond, uw oude hond en voor U! Neem hem echter niet op schoot als hij te groot is geworden. Laat hem bij voorkeur ook niet tegen u opstaan, als u zit. U kunt ook knuffelen als u op de grond gaat, of als de hond gezellig naast u zit of aan uw voeten ligt. Knuffelen is broodnodig voor een goede relatie en om te groeien ( net als de mens leeft een hond niet van brood alleen).

Troosten, dat wil zeggen, geruststellend toespreken, mag niet! Een hond snapt zoiets niet. Door uw gesus en ach-en-wee geroep zal hij bevestigd worden in zijn veronderstelling, dat datgene waar hij van geschrokken is inderdaad eng is. De enige juiste houding als uw hond ergens van schrikt of bang is, is negeren en zijn aandacht proberen af te leiden. Het voorbeeld van een andere hond in zo’n situatie kan wel helpen hem over zijn angst heen te krijgen. Maar die moet je dan wel bij de hand hebben! Met name voor gewenning aan vuurwerk of harde knallen is dit een belangrijk aandachtspunt.

Hondenwoordenboek: We hebben al uitgelegd, dat de hond in principe de inhoud van een woord niet begrijpt. Als u bijvoorbeeld het commando “ga” gebruiken wilt om de hond bij u te roepen, dan kan dat! Het lijkt ons alleen niet zo logisch. De hond zal er geen moeite mee hebben, maar u des te meer. Uw leven lang bent u eraan gewend, dat bij het woord “ga” iemand van u vandaan gaat in plaats van op u af komt. Elke keer als u de hond roept, zult u eerst moeten bedenken welk woord u daarvoor ook alweer had bestemd. Dit is een van de redenen, dat de meeste bevelen aan honden door iedereen hetzelfde worden gekozen. Daarnaast wint het bevel aan kracht als het uit één lettergreep bestaat. En het ene woord mag qua klank niet op het andere lijken. U kunt uw hond bijvoorbeeld beter niet de naam “blaf” geven, want dat lijkt teveel op “af”.

Bij het geven van een naam moet ook gelet worden op de reeds bestaande namen in het gezin. Voor een hond klinken “Hobby” en “Tommie” hetzelfde. Wat zijn nu die magische woorden, waar u uw hond mee kunt manen?

  • Af : dit gebruikt u als u wilt dat uw hond gaat liggen
  • Zit : dit gebruikt u als u wilt dat uw hond gaat zitten
  • Plaats : dit gebruikt u als u wilt dat uw hond thuis op zijn eigen plaats gaat liggen
  • Blijf : dit is een ondersteuning voor de 3 bovengenoemde commando’s Kom hier : dit is duidelijk, u wilt dat de hond bij u komt
  • Volg : hier bedoelt u mee, dat de hond naast u meeloopt, zowel los als aan de lijn
  • Aan de voet : om de hond duidelijk te maken, dat u wilt dat hij zich aan uw linkerkant opstelt
  • Sta : nu wilt u dat de hond stil blijft staan. Is handig bij de dierenarts en op tentoonstellingen
  • Foei : dit zegt u hard en scherp als de hond iets doet wat u beslist nooit wilt toestaan
  • Nee : dit zegt u luid en duidelijk als de hond iets doet wat nu niet kan, maar in een andere situatie misschien wel. Het is dus niet zo’n onverbiddelijk bevel als “foei”.

Goed zo! Brave hond! : dit zijn geen bevelen, maar prijzende lovende woorden. Het doet er dan ook niet zoveel toe wat u zegt. C’est le ton qui fait la musique, ofwel het gaat om de toon waarop u iets zegt. U moet BESLIST NIET HARDER gaan praten of schreeuwen als u de hond een bevel geeft. Ook niet als u boos op hem bent! In dat geval dient hij uit de manier waarop u iets zegt op te kunnen maken, dat u meent wat u zegt. Uw gewone dagelijkse manier van spreken zal uitstekend voldoen.

Huisregels: Gelukkig voor de hond kent elk huisgezin zijn regels. Want zonder regels voelt een hond zich ongelukkig. Hij is namelijk een roedeldier bij uitstek en voelt zich beslist niet op zijn gemak als hij niet weet waar hij aan toe is. Er kunnen dan 2 dingen gebeuren:

  1. hij wordt een onzekere hond en trekt zichzelf terug. Contact is moeilijk te maken.
  2. Hij tiranniseert het gezin. Contact is alleen mogelijk als zijn zin wordt gedaan. U zelf maakt uit wat uw hond in huis wel of juist niet mag. Daar heeft u zelf de last of het gemak van.

Er zijn mensen die het gezellig vinden als hun hond het spreekwoord “als een hondje achter je aan lopen” letterlijk toepast. Zo zijn er ook mensen die hun bankstel welwillend ter beschikking stellen aan vermoeide hondenlijven. In heel wat gezinnen heeft de hond voorts geen vaste plaats. Men accepteert dat en stapt doodeenvoudig over hem heen. Tegen de baas en zijn medebewoners of bezoek opspringen hoort ook bij dit rijtje. De doorsnee-mens echter wil graag een opgevoede hond, hij wil niet het risico lopen te struikelen over een hond die gewend is zomaar ergens te gaan liggen en hij voelt er evenmin voor een lelijke smak te maken door een al te onstuimige begroeting bij thuiskomst of opstaan. Het bankstel heeft hij voor zichzelf en zijn gezin gekocht en niet voor de hond. Jong geleerd: De beste tijd om dit een pup te leren is “nu”. Dat wil zeggen: al deze dingen zijn verboden vanaf het moment dat de pup of hond zijn eerste stappen in uw huis zet! Hem eerst zijn gang laten gaan en de kans geven allerlei ongewenste of “slechte gewoonten” te laten ontwikkelen, kost u straks veel meer tijd en energie, dan het geval is als u hem onderstaande “spelregels” van begin af aan bijbrengt.

Dat wil zeggen:

  1. De hond krijgt in huis op de grond een vaste plaats toegewezen om te liggen ( dit hoeft niet per se dezelfde plaats te zijn als voor de nacht). Bij voorkeur zoekt u hiervoor een plek vanwaar hij direct bij het gezinsgebeuren betrokken is, zonder “in de loop”te liggen.
  2. U moet niet toestaan dat de hond zonder uw toestemming van zijn plaats komt.
  3. Opspringen tegen wie dan ook is taboe.
  4. Bedelen om eten wordt niet toegestaan.
  5. Blaffen – behalve kort bij bezoek- wordt niet op prijs gesteld.
  6. Alleen thuisgelaten moet de hond stil zijn en de boel niet vernielen. Het is nogal wat, zult u zeggen. En wij zijn de laatsten om dat te ontkennen. Daarom geven wij u enige tips hoe u dit zou kunnen aanpakken.

Allereerst: niemand verwacht dat uw pup al deze dingen binnen een week of een maand perfect kan. Als dat u zou lukken, heft u waarschijnlijk een zielig hoopje hond over, dat niet meer spontaan reageert en niet meer jong durft te zijn. Gun hem en uzelf dus wat tijd. Eigen plaats: U kunt een vaste ligplaats in de huiskamer vaststellen en besluiten om te beginnen met het plaatsoefenen de eerste tijd alleen ’s avonds te oefenen. Dit heeft het voordeel dat er meer gezinsleden thuis zijn en u niet steeds zelf hoeft op te staan om het hondje terecht te wijzen. En overdag dan? Wel, een klein rennetje of bench bijvoorbeeld is voor een jonge pup een prima plaats om enkele uren per dag in door te brengen.

Om te voorkomen dat hij zichzelf voortdurend in een “over het balkon positie”presenteert ( wat niet goed is voor zijn achterhand- en schouderontwikkeling) kunt u over de box een grote hardboardplaat leggen, die u met 2 lijmklemmen vastzet. Het is beslist niet de bedoeling dat de pup hele dag in de box zit, want dan heeft hij te weinig gelegenheid tot leren en ontdekken en u te weinig gelegenheid hem in de juiste periode van alles af- en aan te leren. Belonen: Alvorens u uit te leggen hoe u hem alle huisregels kunt aan- en afleren, gaan we eerst wat nader in op de commando’s (zoals zit, af etc.) en het belonen en straffen van gedrag. Omdat bij de hond achteraf verhaal halen en nu eenmaal niet bij is, is het de moeite waard sommige situaties te creëren. Dit geeft u het grote voordeel dat u verdacht bent op moeilijkheden en onmiddellijk kunt ingrijpen.

Een van deze situaties is het alleen – zonder blaffen of piepen – in huis achter blijven. De basis hiervoor heeft u ’s nachts al gelegd. Hij slaapt waarschijnlijk in de keuken of de gang. In ieder geval op een plaats waar hij geen kwaad kan. De eerste nachten zal hij wel gepiept en geblaft hebben, maar dat stadium is na een week over. (als u dit niet verdraagt, kunt u de pup de eerste weken ook in een doos naast uw bed zetten en dan het alleen zijn langzaam opbouwen door de doos via de gang beneden te verplaatsen.) Nu bij daglicht. Allereerst laat u de pup goed uit, zodat hij flink ( maar niet te) moe is. Dan brengt u hem naar zijn (slaap)plaats. Geef hem eventueel iets om op te kauwen. U wacht achter de deur even of hij stil blijft. Zo niet, dan gaat u meteen terug en vertelt hem op boze toon dat hij stout is (FOEI) en u laat hem weer alleen. Niet aanhalen of troosten! Dit herhaalt u tot hij stil is. Is het een hardleers type en trekt hij zich niets van uw gemopper aan, dan kunt u hem bij het teruggaan in zijn nekvel pakken, waarbij u zeer scherp het woord “FOEI” uitspreekt. Als hij een poosje stil is, dan gaat u naar de buitendeur en trekt die met een flinke klap in het slot (vergeet uw sleutel niet!). U luistert weer of u verdachte geluiden hoort, zo ja, dan gaat u meteen terug en herhaalt u de boze stem/nekvel procedure. Uw optreden moet echt kordaatheid en vastbeslotenheid uitdrukken. Niet geërgerd worden, maar vooral ook geen medelijden tonen. En natuurlijk, als hij wel stil is, belonen en prijzen als u hem weer uit zijn (slaap)plaats haalt. De tijd dat u hem alleen laat voert u elke dag wat op.

Er zijn mensen die wegsluipen om hun boodschappen te doen als de pup slaapt. Voor de allereerste beginperiode kan dit een oplossong zijn, maar onherroepelijk komt de dag, dat u zeer plotseling weg moet en dan is Leiden (in dit geval de buurt) in last. Met deze oefening leert u hem gelijk het blaffen “om niets” af. Blaft uw hond als er bezoek aanbelt of binnenkomt, straf hem dan niet. Maar laat hem ook niet doorgaan met blaffen. Hij mag waarschuwen, maar moet onmiddellijk stil zijn als u het zegt. Het maakt niet uit wat u tegen hem zegt. Iets in de geest van “stil” of “over” en “ga plaats”, zal hem al vlug doen begrijpen dat verder kabaal maken niet op prijs wordt gesteld. Wees niet bang dat u hem op die manier zijn “waakzaamheid” afleert. Zijn ingeboren alarmsignaal doet hem blaffen of grommen, of hij nu wil of niet. Overigens, niet alle Retrievers hebben dit waakinstinct. Het zijn van oorsprong dan ook jacht- en geen waakhonden.

Niet elke hond is vernielzuchtig. Velen hebben wel meer neiging daartoe in de periode van het tanden wisselen. Tussen de drie en vijf/zes maanden heeft u dus de meeste kans hierop. Zorg dat hij genoeg heeft om op te kluiven. Zorg ook dat zijn leventje voldoende afwisseling heeft. Veel honden vernielen uit verveling. Vernielt uw hond desondanks de boel, zorg dan dat hij niets heeft om te vernielen als u hem alleen thuis laat. U kunt hem immers achteraf niet straffen. De enige manier om hem dit af te leren is of op heterdaad betrappen ( expres dingen laten slingeren als u in de buurt bent) of zorgen dat er niets is wat hij kan vernielen. Als hij wat ouder is , kunt u testen of hij dit heeft afgeleerd door hem af en toe een korte tijd achter te laten in een omgeving waar hij vroeger iets heeft vernield.

Het basisprincipe is hier: wat hij zichzelf niet heeft kunnen aanleren, hoeft hem ook niet afgeleerd te worden. Tegen u of andere opspringen leert u de pup af door hem eenvoudigweg op de grond te duwen of te zetten. Niet toegestaan! Springt hij desondanks tegen u op als hij groter is geworden, breng dan uw knie omhoog, vang hem op die knie op en duw hem terug, terwijl u scherp “FOEI” zegt. Probeer uw kinderen te leren de hond – buiten zijn maaltijden – niets te geven. En zeker niet als ze aan tafel zitten of bij het koffie- of theedrinken! Niet alleen zijn de meeste dingen die mensen eten niet goed voor een hond, een bedelende hond kan bijzonder irriterend zijn. Als u aan het eten bent, hoort de hond op zijn plaats. Hem eerst eten geven met de gedachte dat het niet meer zo zielig is, is eigenlijk onzin. Maar als u dat beter uitkomt en het niet vlak voor “uitlaattijd” gebeurt is er niets op tegen. Zelf mag u de hond tussen de maaltijden zo af en toe wel wat geven. Maar dan wel iets speciaals, een kluif of een hondenkoekje. Hondenbrokjes zijn ideaal als beloning voor een goed uitgevoerde oefening. Bewaar het voor speciale gelegenheden. Bijvoorbeeld voor de oefening “kom hier”.

Omgang kinderen en dieren: Kleine kinderen – of ze nu tot uw gezin behoren of op bezoek komen – moet u nooit alleen bij een hond laten. Ook niet bij een pup! En hond blijft een hond en kan soms heel anders reageren op het gedrag van een kind dan u verwacht. Zorg dat u altijd een oogje in het zeil kunt houden om in te grijpen. Uiteraard voorkomt u dat een kind de hond plaagt. Kinderen bedoelen dat meestal niet zo, maar voor de jonge hond en vooral de heel jonge pup kan het een trauma opleveren, dat hij zijn hele leven niet meer vergeet. Om deze laatste reden is het ook beter, dat u de kinderen niet met de hond buiten laat lopen zonder uw toezicht. Kinderen moeten leren dat, als de hond op zijn plaats ligt zij hem met rust moeten laten. De hond op zijn beurt moet leren dat speelgoed van de kinderen niet van hem is en dat hij niet ongevraagd “mee” mag spelen. Loopt hij rond met speelgoed, ruil het dan met een van zijn eigen speeltjes of een bot.

Sommige pups hebben de neiging kinderen ( en ook volwassenen) tijdens het spel te bijten. De tandjes zijn klein maar vlijmscherp en leuk is dit niet. Voor dit een gewoonte wordt, moet u hem dit afleren. Op het moment dat hij bijt leg dan uw had op de bovenkaak/neus. Hierbij zegt u op scherpe toon “FOEI”. En tik op de rug van de neus vergezeld van het woord “FOEI” helpt ook deze nare gewoonte af te leren. Andere huisdieren moeten door de pup worden genegeerd. U mag niet toestaan , dat hij achter uw poes of kippen aangaat! Niet in huis en ook niet buitenshuis. Als u daar onmiddellijk na aankomst van de pup mee begint zal dit verder geen problemen geven. Hij is dan nog te klein om sneller dan u te zijn. Zodra hij aanstalten maakt achter een ander dier aan te gaan jagen, verbiedt u dit met een scherp “NEE”. Stopt hij zijn actie, dan wordt hij uitbundig geprezen. Gaat hij door dan moet u er achteraan en het hem beletten. Afleiding of hem ergens anders neerzetten waar hij deze streken niet uit kan halen, zonder dat u kunt ingrijpen, voorkomen dat deze gewoonte zich kan ontwikkelen.

Zindelijk maken: Vooruit….. laten we beginnen met iets wat u waarschijnlijk zeer belangrijk vindt: zorgen dat het hondje uw boel niet ( al te lang) bevuilt. We nemen aan dat u geduld heeft en een positieve houding, want anders was u aan deze klus niet begonnen, nietwaar? Elk jong wezen moet leren beheersing te krijgen over zijn blaas- en darmspieren. De een heeft sterke spieren, maar is niet zo vlug van begrip. De ander is slim, maar ja, die domme baas snapte niet vlug genoeg waarom hij zo heen en weer liep te drentelen….. We willen maar zeggen: een tijd waarbinnen uw pup zindelijk moet zijn is niet aan te geven. Naast bovengenoemde individuele factoren ligt dit ook aan uw eigen aanpak. Hoe meer u de eerste tijd met de pup naar buiten gaat om hem de gelegenheid te geven iets te ‘presteren’ (waarna u de gelegenheid heeft om hem uitbundig te prijzen hiervoor), des te vlugger zal het gaan. Toch zijn er wel wat hulpmiddelen. Onmiddellijk uitlaten na een flinke tuk geeft bijna altijd resultaat. Ook kort na het eten is dit aan te bevelen. Een typische aanwijzing voor hoge nood is als de pup (soms met de neus op de grond) zenuwachtig rondscharrelt! Vlug oppakken die hoop hond! Anders wordt het een hoop………juist!

Probeer de eerste tijd steeds naar dezelfde plek te gaan waar hij al eerder iets gedaan heeft. Laat u niet overal heen sleuren, maar manoeuvreer hem aan de lijn zachtjes in het rond op die plek. Geef hem verder geen aandacht, want dan vergeet hij wat hij van plan was. Een jonge pup is zeer snel afgeleid. Doet hij toch wat in huis, ruim dit dan op als hij het niet ziet en maak de plek reukloos! Dit om te voorkomen dat hij gaat denken dat die bewuste plek zijn “WC”is. Straf hem niet, mopper niet op hem, negeer het voorval. Zorg dat hij ’s nachts op een plek verblijft waar een ‘ongelukje’ geen kwaad kan.

Elke 2 uur eruit is ook geen pretje. Bent u van mening dat hij zo snel mogelijk ook ’s nachts zindelijk moet worden, dan kost dat u een ‘gebroken’ nachtrust. ’s Avonds na 8 uur geen drinkwater meer verstrekken versnelt de procedure aanzienlijk. Conditioneren door regelmaat is ook een goede manier om de pup zindelijk te krijgen. Avonds een bodempje warm water voor de laatste uitlaatronde wil wel helpen om zijn laatste behoefte te doen.

Uitlaten: De eerste paar dagen dat de pup bij u is, zal uitlaten voornamelijk gericht zijn op het zindelijk maken en om het hondje te laten wennen aan zijn naaste omgeving. De uitjes zijn kort en dat is maar goed ook. Niet alleen lichamelijk zijn al deze nieuwe dingen ontzettend vermoeiend voor zijn jong dier, ook geestelijk heeft het heel wat te verwerken. Het is verstandig om de pup constant een zacht en dun leren halsband om te laten houden. In het begin zal hij voortdurend proberen het af te krabben, maar al spoedig went hij eraan. Als u het bandje alleen omdoet voor het uitlaten, zal de pup voortdurend trachten zich al krabbend van dat nare ding te ontdoen. Van lopen aan de lijn komt dan helemaal niets. Nu moet u zich hier de eerste paar weken toch al niet teveel van voorstellen. Sommige pups worden helemaal panisch als ze merken dat u via die lijn macht over ze heeft en springen alle kanten op, behalve de uwe! Weer andere imiteren een ezel en zetten de voorpoten schrap: zij zijn niet van plan ook maar 1 stap te doen zolang u de touwtjes in handen heeft. Dit probleem is eenvoudig op te lossen. U bevestigd de lijn aan de halsband en om de kop van de pup. U zet hem pas weer neer als u op een veilige plek bent. U houdt de lijn niet vast, maar laat deze achter heem aanslepen. Als hij dan vrij rondscharrelt pakt u ongemerkt de lijn op en loopt met hem mee. Al spoedig is hij gewend aan de lijn en kunt u hem – door middel van uw stem – meelokken. Daarna is de lijn op zich geen punt meer en kunt u hem vanuit huis aan de lijn meenemen.

Hier alvast een opmerking over de toekomstige training: laat hem nooit de lijn dragen of in de lijn bijten als hij aan de lijn zit. Het contact baas/hond wordt hierdoor geremd. Jonge honden groeien als paddenstoelen! Ze schieten uit de grond. Groeien kost heel veel energie en net als baby’s hebben ze de eerste tijd veel slaap nodig. U mag hem dus niet teveel vermoeien. Als u de pup heeft uitgelaten en hij – thuisgekomen – als en zoutzak op zijn plaats in diepe slaap valt, bent u te ver gegaan! Jonge wilde honden in de natuur blijven het eerste half jaar van hun leven op 1 en dezelfde plek. Daar wordt gespeeld en gedold en gegroeid in de zon. Lange wandelingen zijn de eerste negen maanden taboe, evenals trappen op- en aflopen en auto’s in- en uitspringen. De gewrichten zijn nog niet strek genoeg om al deze bewegingen goed op te vangen. Niet toegestaan dus! Trappen lopen zoveel mogelijk vermijden of de hond dragen. En in maar vooral uit de auto tillen tot een leeftijd van ca. 9 maanden.

En toch moet hij – juist in die eerste periode – aan allerlei indrukken worden blootgesteld. De zogenaamde socialisatie, het wennen aan alle facetten van onze mensenmaatschappij, moet “nu”, terwijl hij nog pup is, gebeuren. Zou dat niet gebeuren, dan voelt hij zich straks als volwassen hond niet op zijn gemak in de grote wereld, doch alleen op die plaatsen en in die situaties die hem bekend zijn. En dat wilt u niet! U wilt een vrolijke en vrije hond vol levenslust en zonder angst. U kunt dit oplossen door hem in de armen een poosje te dragen. Wissel dagelijks van omgeving. Ga op marktdag de markt over, blijf staan kijken bij voetballende kinderen. Wacht met de pup op uw arm bij een spoorwegovergang tot de trein is gepasseerd. Zoek een drukke verkeersweg en laat het vrachtverkeer aan hem voorbij denderen. Neem hem als het even kan dagelijks mee uit in de auto naar een andere omgeving. Hij zal ervan genieten. Maar houdt de uitstapjes kort. Moet u de pup voor korte tijd alleen in de auto achterlaten ( bijvoorbeeld voor een boodschap in een winkel waar geen honden zijn toegestaan), doe dan zijn halsband af. Zo is er geen mogelijkheid dat hij aan zijn halsband blijft haken en zichzelf ophangt. Natuurlijk doet u de ramen op een kier en laat u hem niet in de auto achter bij warm weer.

Wilt u een hond die erg op u aantrekt? Dan moet u hem in het begin – zo tussen de zevende en dertiende week – niet teveel met andere honden laten spelen. Dat heeft 2 redenen. Ten eerste heeft hij de volledige inentingen nog niet gehad en is infectiegevaar niet denkbeeldig. Ten tweede hebben wetenschappers uitgedokterd dat een pup die in deze periode overwegend contact met mensen heeft, mensgerichter zal reageren. Overigens: vanwege infectiegevaar is het verstandig om de eerste tijd waar veel honden worden uitgelaten, te vermijden. Dit om de doodeenvoudige reden dat het op zulke plaatsen wemelt van de hondenpoep. Ook al komt uw pup dan geen hond tegen. Zijn natuurlijke neiging om aan elke hoop te snuffelen levert gevaar genoeg op! Ten derde: niet alle volwassen honden zijn zo vriendelijk, sommige zijn zelfs agressief en zo’n ervaring op jonge leeftijd maakt de pup bang voor zijn soortgenoten. Kent u de andere hond goed, dan is er geen bezwaar.

Uitlaatschema: Vaak wordt ons de vraag gesteld hoe vaak en hoe lang de pup en later de jonge hond nu per dag moet worden uitgelaten. We hopen dat u aan onderstaand overzicht een leidraad heeft:

  • Van 7 tot 12 weken:
    – ’s morgens zo vroeg en ’s avonds zo laat mogelijk
    – elke keer na het eten
    – elke keer onmiddellijk na het ontwaken uit een dutje
    Gemiddeld komt dit neer op uitlaten om de 2 uur met uitzondering van de nacht. Van al deze uitjes kunt u drie tot vier keer 10 minuten met hem buiten lopen. Draagt u hem of zit u ergens op en bankje, dan kunt u dit opvoeren tot 1 keer een half uur.
  • Van 12 weken tot 6 maanden: Zoveel keren kort als nodig is voor de zindelijkheidstraining….. Echt uitlaten kunt u nu opvoeren naar 3 keer een kwartier of 1 keer een kwartier en 1 keer een half uur per dag. Als u ergens bent waar hij kan rusten, dan hoeft u het met de tijd natuurlijk niet te nauw te nemen.
  • Van 6 tot 9 maanden: nu is hij helemaal zindelijk. Uitlaten voor de plas of hoop moet nu 4 tot 5 keer op een dag. Hij moet dagelijks 1 keer een kwartier en 1 keer een half uur lekker kunnen rennen en dollen.
  • Vanaf 9 maanden: 4 tot 5 keer per dag uitlaten, waarvan 2 keer een wandeling van ongeveer een half uur.

Verzorging: Veel ‘onderhoud’ heeft een labrador niet nodig. Zijn dikke vacht van korte haren hoeft slechts 1 maal per week flink geborsteld en gekamd te worden. Een goede dierenspeciaalzaak kan u adviseren over het soort borstel en kam. U borstelt eerst tegen de haren in , daarna kamt u met de draad mee de losse haren eruit en tenslotte laat u vacht glimmen door hem met een zeemleer lap na te borstelen met de haren mee. Dagelijks kort kammen en borstelen scheelt u binnenshuis een aanzienlijke hoeveelheid haar. Tip: dagelijks een theelepel zonnebloem olie en 3 biergistpillen doen de vacht nog meer glimmen en minder uitvallen. Tijdens de echte rui is het raadzaam om een furminator -borstel aan te schaffen. Dit scheelt echt veel haren in huis.

Gewassen wordt een labrador slecht bij hoge uitzondering. Het doet hem eerder kwaad dan goed. Heeft hij ergens in liggen rollen waar uw neus van op hol gaat, dan kan het soms niet anders. Het beste kunt u dan een speciale hondenshampoo gebruiken. Spoel de zeepresten goed uit de vacht en droog hem af met een handdoek. Zorg dat hij daarna kan drogen op een plek waar het niet tocht. Met de wasbeurt wordt namelijk ook de natuurlijke beschermlaag ( een soort vet) van zijn lichaam gehaald, waardoor kouvatten mogelijk wordt. Bij zwemmen hoeft u hier niet bang voor te zijn. Daar kunnen ze goed tegen. Om hem eraan te doen wennen lichamelijk onderzocht te worden en om eventueel ongerechtigheden snel op spoor te zijn, kijkt u bij wekelijkse borstelbeurt gelijk of zijn oren schoon zijn.

Ook gebit inspecteert u van tijd tot tijd. Als u hiermee begint als hij klein is, zal hij dit alles heel gewoon vinden en rustig ondergaan. Tandenpoetsen mag met een speciale tandenborstel, een paar keer per week, begin hier vroeg mee en beloon altijd de hond. Een heel gemak voor bij de dierenarts. Loopt uw hond overwegend op zachte grond, dan moet zijn nagels van tijd tot tijd geknipt worden.

Tussen de zes en negen maanden kan uw teef loops worden, zij verliest dan bloed gedurende ongeveer 12 dagen. De loopsheid zelf duurt echter 21 dagen en deze hele periode moet u haar goed in de gaten houden. De tijd dat ze dek-rijp is is meestal tussen de 12 en 19 dagen, echter dit kan per hond verschillend zijn. Je ziet dit aan de bereidwilligheid van de teef. Aan de lijn uitlaten en niet alleen in de tuin als daar andere honden bij kunnen komen. Het karakter van een loopse teef kan iets veranderen. Vaak zijn ze wat nukkig. Sommige willen meer aandacht, andere zijn wat sloom. Als uw hond deze gedragingen vertoont kunt u de training beter even onderbreken tot de loopsheid over is.

Opvoeding en training lopen in wezen in elkaar over. Als u thuis uw pup leert, dat hij op zijn plaats moet blijven, bent u ook bezig met “AF”commando voor buiten of op visite. Opvoeding gaat spelenderwijs, zo tussen de bedrijven door. Het trainen van de hond gebeurt planmatiger. U trekt hier echt tijd voor uit. Doe dat niet als uw hoofd er niet naar staat. Of als uw hond er duidelijk geen zin in heeft. Zodra u dat merkt besluit u de training met een oefening die hij kent en leuk vindt. Die oefening moet hij dan ook goed doen, waarna – alvorens naar huis te gaan – wat met hem speelt. Geef hem geen eten voor u met hem gaat wandelen of gaat trainen. U gaat toch ook niet joggen met een volle maag? Hou de lessen kort, bedenk dat u van een pup maar heel kort geconcentreerde aandacht kunt verlangen.

Zitten: Zitten leert uw hond door met uw ene hand op een zijflank van de hond te drukken, waarbij uw andere hand op zijn borst voorkomt, dat hij bij u vandaan loopt. Terwijl u (zachtjes) op die flank drukt, zegt u “ZIT”. Als hij zit, houdt u uw hand een korte poos op zijn zitvlak om hem opstaan te beletten, terwijl u hem prijst. Dit herhaalt u enige malen per dag. Zodra u merkt, dat u geen druk meer op de flanken hoeft uit te oefenen, maar de hond al reageert op alleen uw hand daar, kunt u proberen allen het woord “ZIT” te zeggen. Gaat hij dan zitten, dan prijst en beloont u hem uitbundig. Buitenhuis vervangt de lijn de hand op de borst. U drukt met uw linkerhand op een flank van de hond en trekt met de andere hand de lijn omhoog, terwijl u “ZIT” zegt. Zo dat is fase 1.

Afliggen: Van de zitpositie is het nog maar 2 poten naar beneden naar de “AF”positie. Zodra de hond kan zitten, leert u hem “AF “ te gaan. (hij begrijpt de figuurlijke betekenis gelukkig niet en zal er dus geen minderwaardigheidscomplex aan overhouden). U beveelt de hond te gaan zitten, waarna u door uw arm onder zijn voorpoten door te steken, deze – naar u toe – onder hem uittrekt. U ‘schept’ hem als het ware op de grond. Terwijl u dit doet, zegt u “AF”. Al strelend zorgt u er vervolgens voor dat de hond, terwijl hij “AF”ligt geen poot meer aan de grond kan krijgen. Als hij overeind probeert te krabbelen, zegt u ferm “AF” en drukt hem weer op de grond. U kunt ook uw voeten op zijn lijn zetten. Sommige honden zijn ware komedianten en wringen zich in alle bochten of gaan op hun rug liggen. U stoort zich daar voorlopig even niet aan, hij ligt “AF” en daar was het u o te doen. Als u zijn gedrag negeert, houdt hij met die malligheid van zelf op. Na enige oefening merkt u, dat de hond al door zijn knieën zakt als u uw handen uitsteekt naar zijn voorpoten. Dit is het moment om uw handen voortaan thuis te houden. Vergezeld van het woord “AF” houdt u uw hand (met de palm naar beneden gekeerd) laag bij de grond voor zijn neus, en zie daar………uw hond gaat af! (Een verscholen hondenbrokje in uw hand, dat u op de grond legt, doet ook wonderen). U beloont en prijst hem natuurlijk uitgebreid, maar zorg dat hij eerst even “AF” heeft gelegen.

U gaat nu de eindjes aan elkaar knopen en brengt de hond naar zijn vaste plaats in huis. Omdat hij nog klein is, draagt u hem de eerste keren hier naar toe en zet hem neer. Na vervolgens het “AF” commando gegeven te hebben, voegt u hier het woord “PLAATS” aan toe. Wedden , dat hij, zodra u uw rug keert, opstaat om u achterna te lopen? U begint van voren af aan en brengt hem – onmiddellijk- weer terug. U laat duidelijk blijken, dat het u ernst is. U wilt, dat hij daar blijft, zegt weer “AF” en – nu iets scherper – “PLAATS”. Dit herhaalt u tot hij op zijn plaats blijft. U kunt hem in het begin hier niet voor prijzen, want dan komt hij waarschijnlijk weer van zijn plaats. U moet deze eerste oefeningen daarom ook niet te lang laten duren. Laat hem bijvoorbeeld 10 minuten liggen en ga hem dan halen om wat met hem te spelen. Natuurlijk niet doen als hij net in slaap is gevallen! (Geen slapende honden wakker maken).

Blijven (staan)

Het commando STA kunt u oefenen als u de pup zijn borstelbeurt geeft. U zet de hond op zijn vier poten, waarna u met uw ene hand op zijn buik kriebelt, terwijl de andere met de borstel over zijn rug aait. Onderwijl herhaalt u af en toe het woord STA. Niet te vlug achter elkaar zeggen, dan gaat de klank voor hem verloren. Ook hier is het weer een kwestie van geduldig herhalen tot pup begrijpt wat de bedoeling is. U mag hem gerust prijzen als hij ‘mooi’ blijft staan. Geef hem na de borstelbeurt een hondenkoekje. Het is verbazend hoe vlug ze weten dat er na de borstelbeurt iets lekkers wacht.

Het commando BLIJF is eigenlijk en overbodig iets. Als je zit, ergens afligt, staat of op een plaats moet blijven liggen BLIJF je namelijk al. Toch is het een nuttig ondersteunend commando. Uit de klank ervan schijnt menige hond te begrijpen, dat het de baas ernst is. U kunt het in toegevoegde zin gebruiken bij de bovenstaande oefeningen.

Volgen aan de riem

Met het volgen aan de lijn begint u pas als de hond volledig aan het lopen aan de lijn gewend is. Maar u moet hiermee niet wachten tot hij zo sterk is geworden, dat hij uw arm uit de kom begint te trekken! U heeft hier ook wat speciaal gereedschap voor nodig. Een hondenriem met twee stops, Eén aan de buitenzijde zodat de riem niet los kan schieten en de hond kan ontsnappen, één aan de binnenzijde zodat u de hond niet verwurgd.

Aldus uitgerust laat u de hond naast uw linkerbeen zitten. Vervolgnes noemt u zijn naam, zodat hij naar u opkijkt en zegt: VOLG. U stapt weg met uw linkerbeen (dit is het been waarnaast de hond normaal loopt). Zodra de hond nu gaat trekken en ‘in de lijn’ gaat hangen, geeft u een korte ruk aan de lijn en beveelt opnieuw VOLG.

Succes met de opvoeding van uw pup!!